OVERZICHT LOPEND ONDERZOEK
BESt studie: Birth Experience Study
Hoe heb jij de geboorte van jouw kind(eren) ervaren?
Bekijk hier alle informatie over de BESt studie.
The IPC-UP study
De zorg bij een ongewenste zwangerschap
Lees hier alle informatie over de IPC-UP study.
Samen Stoppen Samen Sterk
Samen Kwetsbaar Samen Sterk
Wat is de implementatiegraad van interventies voor kwetsbare zwangeren in het noorden van Nederland?
EUCAN connect
In dit onderzoek worden data van verschillende geboortecohorten uit Europa en Canada samengevoegd. Dit betreffen data van zwangerschappen, bevallingen en gezondheid van moeder en kind.
Samen voor Gezondheid
Respectful Maternity Care
Er zijn de laatste jaren steeds meer geluiden over respectloze en onprettige ervaringen in en rondom de geboortezorg. De actie #genoeggezwegen in 2016, waarbij vrouwen werden opgeroepen hun negatieve ervaringen te delen, leverde duizenden reacties op. Dit leidde tot veel vragen van vrouwen omtrent de kwaliteit van zorg tijdens zwangerschap en geboorte en de rechten die zij hierin hebben. Tot op heden is hier niet tot nauwelijks onderzoek naar gedaan in Nederland. Dit onderzoek richt zich op het in kaart brengen hoe vaak het voorkomt dat vrouwen te maken krijgen met respectloze zorg tijdens zwangerschap en geboorte en welke factoren hier een rol in spelen.
Onderzoeksopzet
De studie wordt uitgevoerd met het gebruik van verschillende onderzoeksmethodes, waaronder een social media content analysis rondom de #genoeggezwegen, vragenlijst onderzoek en interviewonderzoek.
Tijdspad
De studie is gestart op 1 januari 2018 en heeft een te verwachten looptijd van 4 jaar.
Promotor
Ank de Jonge en Elselijn Kingma
Copromotoren
Corine Verhoeven
Martine Hollander
PhD student
Marit van der Pijl
Contact
Eerste publicatie
SWING-studie
Samen leren van de dagelijkse praktijk op weg naar Waardegedreven INtegrale Geboortezorg
Het doel van integrale geboortezorg is kwalitatief goede, continue zorg leveren waarbij cliënten centraal staan, zoals beschreven in de Zorgstandaard Integrale Geboortezorg (ZIG). In de geboortezorg zijn hierin grofweg twee visies herkenbaar; het sociale model waarin zwangerschap en geboorte worden gezien als normale levensgebeurtenissen en het medische model waarin de gezondheidsrisico’s van zwangerschap en geboorte leidend zijn in de zorg. Deze visies en de daaruit voortvloeiende waarden kunnen met elkaar op gespannen voet staan.
De SWING-studie is een participatief actieonderzoek (PAR), dat als doel heeft meer inzicht te krijgen in hoe zorgprocessen en afwegingen daarin leiden tot gunstige dan wel ongunstige uitkomsten en ervaren kwaliteit van zorg rond zwangerschap en geboorte. Daartoe analyseren leden van multidisciplinaire intervisiegroepen casuïstiek, met behulp van een aangepaste vorm van de ‘functional resonance analysis method’ (FRAM). Centraal in deze aanpak is dat geleerd wordt van hoe processen in de (zorg)praktijk daadwerkelijk verlopen (work as done), wat vaak anders is dan hoe die in protocollen zijn vastgelegd (work as imagined). Door nauwe samenwerking met moederraden en moedercafés wordt de inbreng van cliënten geïntegreerd bij het selecteren van en reflecteren op casuïstiek en het ontwikkelen van aanbevelingen. Daarnaast gebruiken de leden in het reflectieproces uitkomsten van Perined Insight en vragenlijsten over ervaringen van cliënten en zorgverleners.
Deze inzichten vormen de basis voor een cyclisch leer- en verbeterproces. De SWING-studie beoogt zodoende een leernetwerk van zorgverleners en cliënten op te zetten, voor systematische kwaliteitsverbetering binnen de geboortezorg in twee regio’s (Hoorn en Amsterdam). De opgedane kennis wordt vertaald in een Handboek Multidisciplinaire Intervisie in integrale geboortezorg.
Meer weten?
Neem contact op met Sarah Lips via S.Lips@amsterdamumc.nl of Jolanda Boxem j.boxem@amsterdamumc.nl.
Datum start onderzoek
1 september 2019
Verwachte einddatum onderzoek
1 september 2022
Instituut
Amsterdam UMC, locatie VUmc
Onderzoeksleiders
Sarah Lips en Jolanda Boxem
Onder de titel “Kwaliteit van counseling over prenatale screening op aangeboren aandoeningen: Het perspectief van de cliënt” wordt door Midwifery Science, in opdracht van het RIVM-CvB onderzoek gedaan naar de behoeften cliënten aangaande counseling over prenatale screening op aangeboren aandoeningen en naar de mate waarin counselors aan deze behoeften voldoen. Op deze manier kan de kwaliteit van counseling, vanuit het gezichtspunt van cliënten, gemeten worden.
Het onderzoek bestaat uit twee metingen:
De eerste meting heeft plaatsgevonden tussen eind 2018 en begin 2019. De eerste rapportage van het onderzoek is geschreven en de resultaten worden binnenkort gepubliceerd.
Een tweede meting start nadat de nieuwe kwaliteitseisen voor counselors en de counseling (www.rivm.nl) allemaal geïmplementeerd zijn; herfst 2019. Op deze manier wordt inzicht verkregen in hoeverre deze kwaliteitseisen bijdragen aan de kwaliteit van de counseling zoals die door cliënten wordt ervaren.
In het onderzoek wordt gebruik gemaakt van de QUOTEprenatal een vragenlijst die ontwikkeld is in het kader van de promotie van Linda Martin. Counselors en cliënten die deelnemen aan dit onderzoek kunnen een email schrijven aan de projectleider Dr. Linda Martin: linda.martin@inholland.nl.
Beginnings of Life is een onderzoeksproject naar implementatie-vraagstukken rond genetische modificatie technieken, zoals CRISPR-Cas9 die het in de toekomst misschien mogelijk maken om mensen met bepaalde erfelijke ziektes te genezen.
Momenteel wordt veel onderzoek gedaan in cellen, weefsel en diermodellen, en zijn de eerste trials gestart bij patiënten (somatische toepassingen). Grootschalige toepassing en DNA-aanpassing van menselijke embryo’s of geslachtscellen (kiembaanmodificatie, waarbij de veranderingen door worden gegeven aan de volgende generaties) is nog ver weg, maar de wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied gaan razendsnel, hetgeen allerlei vragen oproept. Vragen over hoe mensen die drager zijn van een erfelijke ziekte tegen deze techniek aankijken, vragen over grenzen: welke ziekte mogen we wel ‘weghalen’ en welke niet? Vragen over kwaliteit van leven, en welke rol ziekte daarin speelt, vragen over de rol van lijden en onze (genetische) identiteit. Maar ook over hoe we aankijken tegen het leven en wat een goed leven is en welke rol onze levensbeschouwing (seculier of religieus) daarin speelt. Om deze vragen te onderzoeken is in 2017 een netwerk opgericht door medewerkers van de afdeling Midwifery Science, de Sectie Community Genetics van de afdeling Klinische genetica en de afdeling Metamedica van Amsterdam UMC, locatie VUMC en de faculteit Godgeleerdheid, VU. Inmiddels zijn diverse onderzoeksprojecten gestart, waaronder de volgende drie deelstudies.
Deel 1: Verhalen van counselors
Het doel van deze interviewstudie is om een actueel begrip te krijgen over de rol die de levensbeschouwing van counselors speelt bij hun visie op (nieuwe) reproductieve technieken, zoals embryo modificatie middels CRISPR-Cas9. We gaan na hoe counselors deze technieken waarderen, hoe zij genetische identiteit definiëren en welke rol zij voor zichzelf zien indien deze nieuwe, reproductieve technieken geïmplementeerd worden in de gezondheidszorg. Tot slot verkennen we welke rol levensbeschouwing speelt in de spreekkamer tijdens gesprekken, ook wel counseling genoemd, over het wel of niet kiezen voor (nieuwe) reproductieve technieken.
Deel 2: Verhalen van religieuze leiders
Omdat religieuze leiders een belangrijke functie kunnen vervullen voor mensen die overwegen (nieuwe) reproductieve technieken te gaan toepassen, is het van belang te weten hoe deze leiders vanuit hun religieuze levensbeschouwing aankijken tegen technieken zoals CRISPR-Cas9. De definitie van religieus leider in dit onderzoek is iemand die een actief leidende rol heeft in een religieuze samenleving, zoals voorganger, pastoor of imam, of die een leidende, invloedrijke rol heeft vanuit een theologisch instituut. Dit kwalitatieve onderzoek exploreert de visie van religieuze leiders op het mogelijk toepassen van embryomodificatie en hoe zij in hun gemeenschap ondersteuning kunnen bieden bij vragen van religieuze koppels die belast zijn met een (ernstige) genetische aandoening.
Deel 3: Verhalen van dragers
In deze interviewstudie richten wij ons op een specifieke groep betrokkenen: mensen voor wie de nieuwe genetische technieken, zoals CRISPR-Cas9, wellicht in de toekomst uitkomst kunnen bieden, omdat zij drager zijn van een autosomale dominante aandoening. Dragers van een autosomale dominante aandoening zijn al ziek of hebben een (grote) kans om in de toekomst ziek te worden, daarnaast is er 50% kans dat zij hun erfelijke aandoening doorgeven aan hun kinderen. Het doel is een zo breed mogelijk pallet aan argumenten, overwegingen en gevoelens in kaart te brengen van deze groep belanghebbenden betreffende hun visie op genetische modificatie en op bijvoorbeeld het gebruik van kweek embryo’s voor preklinisch onderzoek. Hierbij wordt nagegaan welke rol levensbeschouwing, seculier of religieus, daarbij speelt.
Deel 4: Verhalen van ouders
In deze interviewstudie richten wij ons op een specifieke groep betrokkenen: ouders van kinderen met een ‘de novo’ CTNNB1 mutatie voor wie de nieuwe genetische technieken, zoals CRISPR-Cas9, wellicht in de toekomst uitkomst kunnen bieden. Het CTNNB1 syndroom is een erfelijke, aangeboren aandoening die zorgt voor een algehele ontwikkelingsachterstand. Kinderen met dit syndroom laten fysieke en mentale problemen zien op meerdere gebieden, zoals lopen en spreken. Het doel van deze deelstudie is een zo breed mogelijk pallet aan argumenten, overwegingen en gevoelens in kaart te brengen van deze groep ouders (als belanghebbenden) betreffende hun visie op genetische modificatie en op bijvoorbeeld het gebruik van kweek embryo’s voor preklinisch onderzoek. Hierbij wordt nagegaan welke rol levensbeschouwing, seculier of religieus, daarbij speelt.
Heeft u interesse in deelname of wilt u meer informatie?
U kunt vrijblijvend uw contactgegevens mailen naar Linda Martin, dan wordt het informatiepakket naar u opgestuurd.
CHILDBIRTH NETWORK
Het Childbirth Network is een innovatief netwerk met als doelstelling het stimuleren van samenwerking tussen cliënten, zorgprofessionals en onderzoekers. Binnen het programma vindt een combinatie van onderzoek, onderwijs en praktijk plaats, waarbij de zwangere centraal staat.
Onderzoek, onderwijs en praktijk versterken elkaar binnen het Childbirth Network. Deze drie componenten vinden elkaar in een netwerk en op een interactief platform.
NETWERK ACADEMISCHE PRAKTIJKEN
Verloskundige zorgverleners werken evidence based, dat wil zeggen vanuit een wetenschappelijk onderbouwing. De infrastructuur van het Childbirth Network draagt bij aan het stimuleren van wetenschappelijke ontwikkeling en evidence based practice in de verloskundige zorg.
Om dit te bereiken wordt een onderzoeksinfrastructuur ontwikkeld die verloskundig onderzoek faciliteert. Resultaten uit dit onderzoek kunnen direct in praktijk worden gebracht. Nieuwe vragen die in de praktijk naar boven komen, kunnen vervolgens weer leiden tot nieuw onderzoek. Daarom worden verloskundigen betrokken bij de formulering en selectie van onderzoeksprojecten.
INTERACTIEF PLATFORM
Het Childbirth Network wil een bijdrage leveren aan het vormgeven van cliëntparticipatie. Hiervoor is onderzoek nodig naar het cliëntenperspectief op de verloskundige zorg. Dit wordt onder andere vormgegeven door een interactief platform voor cliënten, studenten, verloskundige zorgverleners en onderzoekers.
Een grote groep zwangere vrouwen zoekt online naar informatie. Niet alle beschikbare informatie is even betrouwbaar. Zwangeren en hun naasten kunnen op het platform terecht voor evidence based informatie. Daarnaast worden zwangere vrouwen ook heel direct betrokken bij het onderzoek. Wij willen graag weten wat de vrouwen zelf belangrijk vinden. We willen de zwangeren een duidelijke stem geven. Zo hopen we te achterhalen wat voor hen het meest belangrijk is, zodat we weten wat voor onderzoek we voor hen uit kunnen voeren.
DOELSTELLINGEN
Het Childbirth Network heeft als doelstelling om de geboortezorg te verbeteren door het stimuleren van cliëntgerichte en evidence based verloskundige zorg.
Om dit te bereiken ontwikkelt het Childbirth Network een infrastructuur voor informatie, onderwijs en onderzoek. Deze infrastructuur wordt gevormd door het netwerk en het platform.
- Ontwikkelen van een netwerk van academische praktijken.
Academische praktijken participeren in onderzoek en initiëren zelf onderzoek. Een netwerk van academische praktijken draagt bij aan de implementatie van kennis en uitkomsten van praktijkgericht onderzoek en bevordert hiermee evidence based practice.
- Vormgeven aan een platform voor zwangeren en hun partners/naasten, verloskundige zorgverleners en studenten.
Componenten van het Childbirth Network platform zijn:
- Cliëntenparticipatie in de geboortezorg en in het onderzoek
- Informatie: interactieve communicatie en evidence based aanbevelingen
- Onderzoek: genereren van kennis door deelname aan onderzoek en het implementeren van resultaten
- Onderwijs en training: training in dataregistratie en online cursussen/modules
OVER ONS
Het Childbirth Network is een onderzoeksprogramma dat opereert vanuit de afdeling Midwifery Science van het AVAG/EMGO+ Instituut voor Gezondheids- en Zorgonderzoek, onderdeel van het VUmc Amsterdam.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:
Corine Verhoeven (projectleider) c.verhoeven@vumc.nl of
Laura Viester (projectcoördinator) l.viester@vumc.nl
CONTINUE BEGELEIDING TIJDENS DE BEVALLING
Continue begeleiding bij de bevalling versus standaard zorg. Wat is de visie van de vrouw met betrekking tot continue begeleiding tijdens de baring? Naast het standpunt van de cliënt wordt ook de visie van verloskundigen meegenomen in dit onderzoek. Het onderzoeksprotocol wordt momenteel geschreven, daarom zijn de onderzoeksvragen nog niet definitief.
Opzet studie
Het onderzoeksprotocol wordt nu geschreven, de studieopzet is dus nog niet definitief vastgesteld. Er komt een zowel kwalitatief als kwantitatief cliëntenonderzoek door middel van focusgroepen en enquêtes. Daarnaast wordt onderzocht hoe verloskundigen denken over continue begeleiding, wordt er een randomised controlled trial (RCT) gedaan en komt er een systematic review.
Populatie
Cliënten van de eerstelijns verloskundige.
Inclusie criteria
Vrouwen die hun eerste of tweede kind krijgen en zwanger zijn van een eenling in hoofdligging. Bevallingen die plaatsvinden in het ziekenhuis en thuis.
Exclusie criterium
Mensen met een chronische ziekte.
Resultaten
Beoogd resultaat bij het cliëntenonderzoek is dat duidelijk wordt wat cliënten willen, welke begeleiding ze nodig hebben en van wie. Uit het onderzoek onder verloskundigen moet een duidelijke visie van de beroepsgroep naar voren komen.
Tijdspad
Wordt nog gepland.
Credits
Promotor:
Prof. E.K. (Eileen) Hutton, hoogleraar Midwifery Science
Overige promotoren zijn nog niet bekend.
Senior onderzoekers:
Dr. T.A. (Trees) Wiegers, NIVEL Utrecht
Overige onderzoekers zijn nog niet bekend.
PhD student, verloskundige en docent:
Carien van de Werf Baas, afdeling Midwifery Science.
Subsidie:
De AVAG en Verloskundige Stadspraktijk Groningen financieren deze promotieplaats.
Meer weten?
Neem contact op met Carien van de Werf Baas via c.i.baas@vsp.umcg.nl.
Routinematige derdetrimesterecho’s en angst en moeder-kindbinding
Echo’s zijn in veel Westerse landen vast onderdeel geworden van de verloskundige zorg. In Nederland krijgen de meeste vrouwen ten minste twee echo’s aangeboden tijdens de zwangerschap; de termijnecho aan het begin van de zwangerschap, en het structureel echoscopisch onderzoek (SEO) rond 20 weken zwangerschap. Tot op heden kregen zwangere vrouwen geen routinematige echo aangeboden in het derde trimester. Hier lijkt echter verandering in te komen met de groei-echo die steeds vaker standaard aangeboden wordt in het derde trimester.
Als aanvulling op de IRIS-studie, waarin gekeken wordt naar de effectiviteit van routinematige derdetrimesterecho’s, wordt in dit onderzoek gekeken naar de mogelijke psychologische effecten van deze echo. Het kunnen zien van de baby op de echo wordt in de literatuur vaak in verband gebracht met een gunstige invloed op maternale angst en moeder-kindbinding. Gedegen onderzoek hiernaar is echter zeer beperkt. Door middel van zowel vragenlijstdata, als interviews met zwangere vrouwen proberen wij inzicht te krijgen in de rol van routinematige derdetrimesterecho’s bij maternale angst en moeder-kindbinding.
Meer weten?
Neem contact op met Myrte Westerneng via m.westerneng@vumc.nl.
INCAS-2
INCAS-2 (INtegrated CAre System) is een onderzoek naar integrale geboortezorg.
Onder integrale geboortezorg wordt verstaan: zorg die lijnoverstijgend is en rondom de cliënt is georganiseerd. Zorgverleners passen zich aan de zorgvraag van de cliënt aan in plaats van andersom. Dit draagt bij aan de kwaliteit en continuïteit van de geboortezorg.
INCAS-2 is het vervolg op INCAS-1. In het INCAS-1 onderzoek werd er onderzoek gedaan naar op wat voor manier de integrale geboortezorg in Nederland geïmplementeerd kan worden. Uit dit onderzoek bleek dat iedereen integrale zorg wenselijk vindt, maar dat consensus over hoe deze zorg vorm moet krijgen ontbreekt. Er is dus sprake van verschillende visies en belangen, die allemaal moeten worden meegenomen in de ontwikkeling van integrale zorg.
Inmiddels zijn er verschillende regio’s nieuwe zorgpaden aan het ontwikkelen en inrichten voor implementatie in de toekomst. Elke regio beslist zelf hoe zij dit gaan uitvoeren. De INCAS-2 studie gaat vervolgens de huidige zorgpaden (0-meting) vergelijken met de nieuwe zorgpaden (effectmeting). Hierbij wordt gekeken naar de tevredenheid van cliënten, continuïteit van zorg en de zorguitkomsten. Ook wordt er een economische evaluatie uitgevoerd om de kosteneffectiviteit van de nieuwe zorgpaden te kunnen vaststellen. Naast deze kwantitatieve onderdelen, wordt er ook kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Dit wordt gedaan in samenwerking met het Athena Instituut van de Vrije Universiteit Amsterdam.
In zes pilot-regio’s is een voormeting uitgevoerd voor INCAS-2, namelijk in Leiden, Midden-Kennemerland, Amsterdam West, Gouda, Zwolle en Vrouwenklinieken EVAA (VKE)/AMC/VUmc. Helaas is het niet alle regio’s gelukt om integrale zorg in te voeren. Een nameting staat gepland voor de regio’s Amsterdam West en VKE/AMC/VUmc.
Onderzoekers
Dr. J. (Ank) de Jonge Projectleider
Prof. Dr. F.G. (François) Schellevis Supervisor
Dr. C. (Corine) Verhoeven Project coördinator
Dr. J.E. (Judith) Bosmans Adviseur
H. (Hilde) Perdok, MSc Junior onderzoeker
M.S.G. (Marit) van der Pijl, MSc Junior onderzoeker
Meer weten?
Kijk op de website www.incas2.nl of stuur een email naar m.vanderpijl@vumc.nl.
19 mei 2016: er is een notitie verstuurd aan de Minister, leden van de Tweede Kamer en zorgverzekeraars, omdat wij als onderzoeksgroep ons zorgen maken om de voortgang van de INCAS-pilots.
RISICOSELECTIE IN DE VERLOSKUNDIGE ZORG
In de Nederlandse geboortezorg is de verloskundige van oudsher poortwachter naar medisch specialistische zorg. Door middel van risicoselectie besluit de verloskundige wanneer verwijzing naar de medische specialist nodig is.
Dit systeem van risicoselectie staat het afgelopen decennium ter discussie als gevolg van onderzoeken over perinatale sterftecijfers, stijgende verwijscijfers en praktijkvariatie in verwijzingen. In de praktijk wordt regionaal geëxperimenteerd met verschillende vormen van risicomanagement met als doel de uitkomsten van zorg te verbeteren. In sommige regio’s bijvoorbeeld, worden gynaecologen structureel betrokken bij de risicoselectie en in andere regio’s verlenen verloskundigen zorg in het ‘medium-risk’ gebied. De wetenschappelijke onderbouwing voor deze initiatieven is gering. Dit onderzoekt bekijkt risicoselectie vanuit verschillende invalshoeken; historie, conceptueel en praktijk, met als doel de risicoselectie in de Nederlandse verloskundige zorg te optimaliseren.
Meer weten?
Neem contact op met Bahareh Goodarzi via b.goodarzi@amsterdamumc.nl.
PERINATAL PSYCHOLOGY
The research area Perinatal Psychology is one of the three research areas of the Department of Midwifery Science. Perinatal Psychologyaims to examine (maternal and paternal) psychological factors and processes during pregnancy and the postpartum period and particularly focusses on two areas: 1) the psychological aspects of primary midwifery care with the aim to (provide scientific insights that help) to optimise the psychosocial care that midwives give and 2) communication in midwifery-led care.
Psychological aspects of primary midwifery care
During pregnancy, childbirth and the postpartum period women undergo a great variety of psychological, social, and physical/hormonal changes that require complex adjustments. These adjustments often (temporarily) affect women´s psychological well-being. Therefore, even ‘normally’ functioning women may benefit from psychosocial support that increases their emotional resilience and facilitates the transition into parenthood. In particular, women with (pre-)existing mental health problems or adverse psychosocial circumstances, including adverse life-events (e.g., poor social support), may face challenges in the perinatal period. These women need to be identified and require additional support to increase their emotional resilience and prevent (a reoccurrence of) a mental health disorder. Moreover, we conduct (observational) longitudinal research to better understand (a) the etiology and correlates of (poor) maternal (and paternal) perinatal psychological functioning and (impaired) parenting capacities (e.g., bonding); and (b) the effects of maternal (and paternal) psychological functioning on physical and mental health outcomes of mothers and their offspring.
Communication in midwifery-led care
Communication is the main tool midwives use during the care they provide to pregnant women. Good communication within a consultation/medical visit is essential for satisfactory outcomes of healthcare, such as health decisions and participation in healthcare treatment, as well as for the work satisfaction of healthcare providers and prevention of complains.
We investigate midwives’ communication and counselling styles and how these relate to the quality of medical decision making and the coaching process and to the physical and psychological well-being of pregnant women and their care-providers.
Members of Perinatal Psychology
Jens Henrichs, PhD (focus area: prenatal psychological distress and early childhood development)
Anke Witteveen, PhD (focus area: prenatal and postpartum anxiety, e.g. PTSD)
Linda Martin, PhD (focus area: communication of midwifery-led care)
Catja Warmelink, PhD (focus area: the organization of midwifery care and the transition from subfertility to parenthood)
Myrte Westerneng, MSc (Phd candidate investigating the effect of routine ultrasound on pregnancy anxiety and maternal bonding)
Elke Tichelman, MSc (PhD candidate investigating effects of pre- and postnatal maternal bonding on offspring development)
Below you can find links to ongoing research projects of our research area.
The effect of routine ultrasound on pregnancy anxiety and maternal bonding, Myrte Westerneng, MSc
Effects of pre- and postnatal maternal bonding on offspring development, Elke Tichelman, MSc
Training and education in autonomy supportive prenatal consultation
(Training en onderwijs in autonomie ondersteunende prenatale consulten).
In de zwangerschap worden cliënten met verschillende keuzes geconfronteerd. Uit onderzoek blijkt dat cliënten lang niet altijd tevreden zijn met het verloop van het besluitvormingsproces. Zij ervaren onvoldoende hulp bij de besluitvorming of voelen zich niet gerespecteerd. Autonomy Support, het ondersteunen van de autonomie door zorgverleners, kan bijdrage aan tevredenheid over de besluitvorming.
Met dit promotieonderzoek willen wij meer inzicht krijgen in de manier waarop de verloskundig zorgverlener autonomy support bieden tijdens prenatale consulten en welke factoren hierop van invloed zijn. Op basis van de verkregen inzichten en verzamelde data wordt een nieuwe vorm van onderwijs en training ontwikkeld.
Opzet studie
Om inzicht te krijgen in het mechanisme van autonomy support tijdens consulten wordt een realist review uitgevoerd. De uitkomsten van deze review vormen de basis voor de vervolgstudies.
Aan de hand van observaties en audio opname van prenatale consulten wordt gekeken naar de factoren die van invloed zijn op de autonomy support door verloskundig zorgverleners. Met behulp van de HCCQ wordt de door de cliënten ervaren autonomy support gemeten.
Hiernaast worden de motivatie voor en attitude van de verloskundig zorgverlener ten aanzien van autonomie support door middel van interviews onderzocht.
Populatie
Verloskundig zorgverleners in Nederland (Amsterdam) en Canada (Ontario).
Resultaten
De verzamelde data vormt samen met de verkregen inzichten de basis voor de vormgeving van een nieuwe vorm van onderwijs en training.
Tijdpad
Jaar | Werkplan (2018-2023) |
2018 | Wetenschapscommissie VUmc, METc aanvraag, participanten werven, start dataverzameling studie 1 |
2019 | dataverzameling studie 1, 2 en 3, data opschonen
Analyseren van de data en start schrijven van een artikel over studie 1 |
2020 | Publicatie artikel studie 1
Analyseren data studie 2 en 3 en schrijven artikelen studie 2 en 3 |
2021 | Publicatie artikel studie 2 en 3
Ontwikkelen training, uitvoeren van training en dataverzameling studie 4 Analyseren data |
2022 | Schrijven artikel 4 en inleiding en discussie proefschrift
Publicatie artikel 4 |
Promotor:
Prof. dr. Saskia Peerdeman (promotor) Department of Neurosurgery and Department of Research in Education. Amsterdam UMC locatie VUmc,
Dr. Rashmi Kusurkar (co-promotor) Department of Research in Education. Amsterdam UMC, locatie VUmc,
Dr.Linda Martin (co-promotor) Midwifery Science/ Verloskundige Wetenschap, AVAG/APH/Amsterdam UMC, locatie VUmc,
Corine Verhoeven (co-promotor) Midwifery Science/ Verloskundige Wetenschap, AVAG/APH/Amsterdam UMC, locatie VUmc.
Subsidie